8.9.15

De schuld van de mok




Een kan, een pot en een doosje staan klaar, in afwachting van de mok die zo meteen vanachter het gordijn tevoorschijn zal mogen komen.

Volgens Kabakov zijn het mogelijk onze dagelijkse objecten die maakten dat we vanochtend geen zin hadden om ons bed uit te komen. Misschien was het de mok aan mijn lippen die het zo akelig maakte de deur uit te gaan, dat haperende fietsslot dat vervolgens bepaalde dat ik vijf rode stoplichten op een rij zou tegenkomen. De spanning in mijn nek wordt al dagen braaf verlengd door dit doffe beeldscherm.

Zouden deze objecten hun negatieve karakter mogelijk kunnen bijstellen nadat ze van hun schuld bewust worden gemaakt?

Y heeft nonchalant een handdoekje over zijn schouders hangen. Zijn stoere houding wordt even onderbroken door pijnzende frons op zijn voorhoofd als hij denkt aan objecten die gestraft zouden moeten worden.
“dat colaatje”, zegt hij, “dat in een vredig bos uit een vliegtuig was gevallen. Ze dachten in dat bos allemaal dat het van de goden kwam enzo. Iedereen ruzie maken, ellende.”